In deze zaak ging het om een werknemer die sinds 2019 als bedrijfsleider in dienst was en een bruto maandsalaris van € 5.000 verdiende. Het dienstverband eindigde per 30 april 2023 op basis van een gerechtelijke schikking. In die schikking werd opgenomen dat alle vakantieaanspraken in natura waren verleend en dat partijen verder niets meer van elkaar te vorderen hadden. De werknemer was echter in 2023 volledig arbeidsongeschikt en kon daardoor geen verlofdagen opnemen. Na beëindiging van het dienstverband eiste hij alsnog de uitbetaling van zeven dagen wettelijk minimumverlof, een bedrag van ongeveer € 1.615.
Het BAG oordeelde dat de werknemer recht had op uitbetaling. Het wettelijk minimumverlof is een zogenaamde harde beschermingsnorm die voortvloeit uit het Bundesurlaubsgesetz en de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. Van deze regels kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. Ook wanneer het dienstverband eindigt en vaststaat dat de werknemer wegens ziekte zijn verlof niet meer kan opnemen, blijft de verplichting tot uitbetaling bestaan. Een afstandsverklaring of finale kwijting verandert daar niets aan. De omstandigheid, dat de werknemer de schikking had ondertekend en dus in eerste instantie had ingestemd met de bepaling over de vakantieaanspraken, deed daar niets aan af. De werkgever mocht er niet op vertrouwen dat een dergelijk afstandsbeding rechtsgeldig zou zijn.
Het enige punt waarop de werkgever gelijk kreeg betrof de rente. De werknemer had deze vanaf 1 mei 2023 gevorderd, maar volgens het BAG ontstond verzuim pas nadat hij de werkgever medio mei formeel had aangemaand. Daarom was rente pas vanaf 1 juni 2023 verschuldigd.
Voor de praktijk betekent dit dat werkgevers bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten altijd rekening mee moeten houden dat openstaande minimumvakantiedagen uitgekeerd moeten worden. Dit geldt ook in situaties waarin de werknemer langdurig ziek is en in feite geen vakantie kan opnemen. Algemene finale kwijtingsclausules of afspraken in vaststellingsovereenkomsten waarin wordt gesteld dat vakantieaanspraken al zijn voldaan, zijn - voor zover dit het wettelijk minimumverlof betreft - niet afdwingbaar. Het arrest bevestigt daarmee nogmaals dat het recht op minimumverlof een onaantastbare norm is in het arbeidsrecht. Dit geldt zowel in Duitsland als in Nederland, gezien de directe koppeling met het Europese recht.