Elke derde woensdag van mei legt het kabinet via het Financieel Jaarverslag en de ministeriële jaarverslagen verantwoording af aan de Tweede Kamer. Deze dag – bekend als Verantwoordingsdag, of in politiek Den Haag ook wel ‘Gehaktdag’ genoemd – draait om transparantie over het gevoerde beleid en de besteding van publieke middelen. De Algemene Rekenkamer - die gelijktijdig haar oordeel publiceert en op rechtmatigheid toetst - sprak ongebruikelijk harde taal: bij drie ministeries – Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie – werden ernstige onvolkomenheden geconstateerd. De kernboodschap: zonder uitvoeringskracht geen geloofwaardige overheid.
Gebrekkige uitvoering biedt strategische ruimte
De Algemene Rekenkamer spreekt dit jaar duidelijke taal. Hoewel het kabinet ambitieuze doelen nastreeft – op het gebied van klimaat, digitalisering en infrastructuur – blijft de uitvoering achter. Personeelstekorten, complexe regelgeving en verouderde ICT-systemen zorgen ervoor dat extra budgetten onvoldoende worden benut. In 2023 bleef ruim €7,2 miljard aan geplande uitgaven onbesteed – een trend die zich ook in 2024 heeft voortgezet. In het jaarverslag 2024 blijkt dat ministeries gezamenlijk ruim €6 miljard aan toegekende middelen niet hebben benut. Vooral binnen het Nationaal Groeifonds (EZK en OCW) bleef geld op de plank liggen. Zo werd slechts 53% van het gereserveerde bedrag voor digitaliseringsprojecten en AI besteed door ‘gebrek aan projectrijpheid’. EZK voert hierin de lijst aan met een onderbesteding van €1,2 miljard – vooral op klimaat, energie en innovatie. De Algemene Rekenkamer spreekt van “ambities zonder uitvoeringskracht” en benadrukt de risico’s van blijvende vertraging in cruciale transitieprojecten. Bij Buitenlandse Zaken leidde de invoering van een nieuw ICT-systeem tot een ernstig financieel beheersprobleem: €16 miljard aan uitgaven kon niet meer goed worden gevolgd. De Algemene Rekenkamer diende hiervoor officieel bezwaar in.
Deze onvolkomenheden onderstrepen de noodzaak tot verbetering en herinrichting. Juist het zichtbaar worden van zulke tekortkomingen creëert momentum voor bedrijven en brancheorganisaties om met concrete oplossingen bij te dragen aan versterkt financieel en organisatorisch beheer. Ook voor Duitse bedrijven die in Nederland opereren, ontstaan hierdoor gerichte kansen om hun expertise in te zetten en structurele waarde te leveren.
Energie en industrie: noodzaak tot versnelling
Op het gebied van energiebeleid constateert de Algemene Rekenkamer dat klimaatdoelen moeilijk haalbaar zijn. Beschikbare fondsen blijven deels onbenut door trage besluitvorming, tegenstrijdig beleid en een tekort aan uitvoeringscapaciteit.
Toch zijn er lichtpunten. De compensatieregeling voor hoge energiekosten is in 2024 efficiënt uitgerold. De regeling voor het mkb kwam echter te laat – inmiddels wordt circa €100 miljoen teruggevorderd wegens beperkte effectiviteit. Ook het klimaatbeleid zelf bevat tegenstrijdigheden: zo stimuleert de overheid zowel warmtepompen als warmtenetten, zonder de overlap te regisseren. Hierdoor stokken projecten in diverse gemeenten.
Voor de industrie geldt dat de handhaving van energiebesparingsverplichtingen tekortschiet. Minder dan de helft van de inspecties werd uitgevoerd. Dit alles vergroot de urgentie om beleid scherper en effectiever te maken. De verwachting is dat het kabinet meer gaat sturen op industriële CO₂-reductie, bijvoorbeeld via strengere afspraken of fiscale prikkels. De Duitse deelname van Gasunie aan de uitrol van het nationale waterstofnetwerk (H2-Startnetz) en de Nederlandse betrokkenheid bij grensoverschrijdende projecten zoals de Delta Rhine Corridor tonen dat publiek-private samenwerking op dit vlak al in beweging is – en verder moet worden uitgebreid.
Voor Duitse bedrijven in Nederland biedt dit dubbele kansen. Enerzijds betekent het aanpassing: versneld verduurzamen om aan nieuwe eisen te voldoen. Anderzijds opent zich een groeimarkt voor klimaatoplossingen: van CCS-technologie tot groene waterstof. Vooral in grensoverschrijdende innovatieprojecten kunnen Duitse en Nederlandse bedrijven elkaar versterken. Dat er wél politieke wil is, blijkt uit een historische lening van €44,4 miljard aan netbeheerder TenneT, bedoeld voor uitbreiding van het hoogspanningsnet – essentieel voor industriële elektrificatie en de aansluiting van windenergie. Deze lening maakt deel uit van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050, dat afgelopen april werd gepresenteerd. Tegelijk blijven klimaatsubsidies als die uit het Groeifonds achter in realisatie. EZK noemt als oorzaak ‘gebrek aan projectrijpheid en uitvoeringscapaciteit’.
Logistiek en infrastructuur: renovatie als groeimarkt
Achterstallig onderhoud aan wegen, bruggen en spoor blijft een structureel probleem. De Rekenkamer stelt vast dat circa €25 miljard aan reserveringen ontbreekt om de infrastructuur op peil te houden. Veel assets naderen het einde van hun levensduur; storingen nemen toe terwijl nieuwe investeringen worden uitgesteld. Volgens het jaarverslag van het ministerie van IenW is de onderhoudsachterstand bij Rijkswaterstaat in 2024 opgelopen tot ruim €25 miljard, terwijl investeringen via het Mobiliteitsfonds met €1,4 miljard achterbleven. Dit biedt concreet werk voor renovatiespecialisten en techbedrijven met sensortoepassingen.
Voor bouw- en technologiebedrijven aan weerszijden van de grens ligt hier een duidelijke kans. De komende jaren zal Den Haag moeten kiezen tussen nieuwe projecten aan de ene kant en een inhaalslag aan onderhoud aan de andere. Volgens de Investeringsagenda IenW 2025–2035 bedraagt de geraamde onderhoudsbehoefte €35 miljard, waarvan €10 miljard structureel is toegezegd.
Duitse bedrijven kunnen inspringen op Nederlandse projecten waar capaciteit ontbreekt. Nederlandse partijen – met expertise in waterwerken of tunnelveiligheid – kunnen op hun beurt kansen benutten in Duitsland, waar eveneens miljarden beschikbaar zijn voor infrastructuur. Ook samenwerking rond grensoverschrijdende verbindingen, zoals de Nedersaksenlijn of binnenvaartroutes, vraagt actieve betrokkenheid van het bedrijfsleven. Infrastructuurbeleid kampt structureel met onderinvestering. In 2024 werd bij IenW €1,7 miljard aan investeringen niet gerealiseerd. De Algemene Rekenkamer spreekt van een “chronisch tekort aan onderhoudsbudget” bij ProRail en Rijkswaterstaat – inmiddels opgelopen tot €25 miljard. Voor aannemers en technologiebedrijven betekent dit uitgestelde vraag, maar ook een voorspelbare hausse aan renovatieprojecten.
Duitse bedrijven kunnen inspringen op Nederlandse projecten waar capaciteit ontbreekt.
Nederlandse partijen kunnen op hun beurt kansen benutten in Duitsland, waar eveneens miljarden beschikbaar zijn voor infrastructuur.
~ Kevin Zuidhof
Arbeidsmarkt: grensoverschrijdende mobiliteit wint aan belang
De Nederlandse arbeidsmarkt is structureel krap. Verschillende ministeries konden hun doelen niet realiseren vanwege personeelstekorten. Ook de overheid zelf kampt met een verviervoudiging van openstaande vacatures (circa 32.000).
In dit licht groeit de aandacht voor grensarbeid. Sinds april dit jaar is het nieuwe belastingverdrag met Duitsland van kracht, waardoor grenswerkers tot 34 dagen per jaar zonder fiscale gevolgen thuis kunnen werken – een stap richting meer flexibiliteit.
Voor Duitse bedrijven in Nederland biedt dit perspectief: grensoverschrijdende mobiliteit kan helpen om personeelstekorten op te vangen. In sectoren als zorg en techniek is de situatie nijpend. De vacaturegraad in ziekenhuizen bedraagt 9,1%. Ministeries slagen er bovendien niet in hun eigen bezuinigingsdoelstellingen te halen: het aantal rijks-FTE’s steeg juist met ruim 9.000 in plaats van te dalen. De afhankelijkheid van externe inhuur – soms tot 21% – laat zien dat de arbeidsmarkt veel flexibeler moet worden ingericht. Bedrijven die hierin investeren – bijvoorbeeld via gezamenlijke opleidingen of gerichte wervingscampagnes – kunnen profiteren van een beweeglijker arbeidsmarkt.
Digitalisering en innovatie: publiek-private kansen
Uit de verantwoordingsstukken komt een gemengd beeld naar voren. De Nederlandse overheid investeert aanzienlijk in innovatie, onder andere via fondsen als het Nationaal Groeifonds en gerichte programma’s voor digitalisering, maar de effecten laten soms op zich wachten. Toch signaleert de Algemene Rekenkamer dat de effectiviteit van deze uitgaven moeilijk te beoordelen is. Doelen zijn vaak niet concreet of meetbaar geformuleerd, waardoor het lastig is om de maatschappelijke meerwaarde aan te tonen. Tegelijkertijd blijven veel digitaliseringsprojecten bij de overheid zelf kampen met verouderde ICT en personeelstekorten. In dit licht stellen ChristenUnie, D66 en BBB voor om jaarlijks een ‘Vereenvoudigingsdag’ in te voeren – een politiek momentum om het toeslagenstelsel, sociale zekerheid en belastingregels structureel te versimpelen. Zo'n dag zal niet alleen overheidsuitvoering helpen verbeteren, maar ook mkb-bedrijven helpen die gebaat zijn bij minder administratieve druk en duidelijker kaders.
Voor bedrijven in de tech- en innovatiesector betekent dit twee dingen. Enerzijds biedt het ruimte om met concrete voorstellen te komen die bijdragen aan de gewenste digitale transitie – bijvoorbeeld op het gebied van cybersecurity, e-government of AI-toepassingen in logistiek en zorg. Anderzijds is er momentum om via publiek-private samenwerking de uitvoering van innovatiebeleid te verbeteren. Met name mkb-bedrijven die actief zijn in digitalisering kunnen nu via bestaande instrumenten en grensoverschrijdende samenwerkingen hun positie versterken. De digitaliseringscapaciteit van de overheid blijft immers nog steeds achter. Hierdoor stegen in 2024 de externe inhuurkosten bij BZK met 44%, bij Financiën met 20% en bij Justitie met 31%. De Algemene Rekenkamer noemt dit “structureel afhankelijk zijn van de markt.” Tegelijk bleven miljoenen uit het Nationaal Groeifonds onbenut – juist voor projecten rond digitalisering en AI. Voor mkb’ers liggen hier kansen om met gerichte voorstellen het verschil te maken.
Politieke context: de Merz-factor
Sinds 6 mei 2025 is Friedrich Merz (CDU) bondskanselier van Duitsland. Deze wisseling aan de top kleurt de strategische omgeving voor Nederlands-Duitse samenwerking. In zijn eerste weken heeft hij de toon gezet met stevige uitspraken over Europese defensie en economische herstructurering. Duitsland wil fors investeren in infrastructuur, defensie en digitalisering – beleidsterreinen die ook voor Nederland strategisch van belang zijn. De recente begrotingsvoorstellen van Duitsland reserveren €18 miljard voor industriële waterstofontwikkeling en €4 miljard voor gezamenlijke digitale soevereiniteit binnen de EU. Deze inzet biedt kansen voor strategische samenwerking met Nederlandse en Europese industrie- en innovatieagenda’s. Daarnaast maakt Merz zich sterk voor het versterken van het Europese concurrentievermogen. Zijn koers kan, mits goed afgestemd met Nederlandse prioriteiten, leiden tot meer gezamenlijke projecten en coördinatie in Europese fondsen en regelgeving. Ook aan Nederlandse zijde groeit de inzet op strategische autonomie en defensie. In 2024 steeg het Defensiebudget naar €20 miljard. Toch waarschuwt de Algemene Rekenkamer voor capaciteitsproblemen: “Projecten worden vertraagd door personeelstekort en onvolledige voorbereiding.” Zonder versnelling in uitvoering kan Nederland moeilijk bijbenen in de Frans-Duitse ambitie om Europa defensief te versterken – een punt waar Merz juist sterk op inzet.
Tot slot: tussen verantwoording en vooruitblik
Verantwoordingsdag blikt terug, maar stuurt ook vooruit. Of zoals minister Heinen (VVD) van Financiën het samenvatte: “Geld is niet gratis – het moet eerst verdiend worden.” Die oproep tot realisme geldt niet alleen voor de overheid, maar ook voor bedrijven die strategisch willen aanhaken op toekomstig beleid. De conclusies van de Algemene Rekenkamer vormen input voor de Rijksbegroting 2026, die tijdens Prinsjesdag – de derde dinsdag van september - richting en prioriteit zal geven aan wat wél werkt.
Voor Duitse bedrijven in Nederland is dit het moment om positie te kiezen, oplossingen aan te dragen en beleidsprioriteiten te agenderen. De maanden tot Prinsjesdag vormen het ideale tijdsvenster om koers te bepalen – én mee te schrijven aan de beleidsagenda. De oproep van Algemene Rekenkamer-president Peter Duisenberg aan het kabinet – “Laat resultaten zien. Doe wat je belooft.” – geldt ook voor het bedrijfsleven. Juist nu is er ruimte om met concrete voorstellen de uitvoering te versterken en impact te maken.