Winstgevende EU en prioriteiten Nederlanders en Duitsers zijn het erover eens dat hun land profiteert van de Europese Unie. Volgens de laatste Eurobarometer beoordeelt 68 procent van de Duitsers en 74 procent van de Nederlanders het EU-lidmaatschap als positief. Een even grote meerderheid in beide landen ziet concrete voordelen van het EU-lidmaatschap. Gevraagd naar de onderwerpen waar EU-politici zich in de nieuwe zittingsperiode op zouden moeten richten, zetten zowel Nederlanders als Duitsers “veiligheid en defensie” op de eerste plaats met respectievelijk 42 en 43 procent. Energie en energiezekerheid is ook een belangrijk punt in beide landen met 32 procent. Voor Nederlanders zijn klimaatbescherming en Europese waarden zoals de bescherming van mensenrechten nog (37%). Dit laatste staat op de derde plaats voor de Duitsers, samen met Europees concurrentievermogen. Daarna volgt onderwijs op de vierde plaats. Landbouw, klimaatbescherming, demografie en migratie delen de vijfde plaats op de Duitse prioriteitenlijst. Ook de Nederlanders zetten migratie op de vijfde plaats. In heel Europa staan sociale kwesties zoals armoedebestrijding en uitbreiding van de gezondheidszorg centraal. Ook de economie en het veiligstellen van banen zijn in de andere EU-landen belangrijker dan in Duitsland en Nederland. Duitsland en Nederland willen stemmen Een duidelijke meerderheid van de Duitsers en Nederlanders is van plan te gaan stemmen. 72 procent van de Duitsers en 82 procent van de Nederlanders zijn van plan om te gaan stemmen. Op de vraag wanneer de EU-verkiezingen plaatsvinden, gaf 26 procent van de Nederlanders echter het verkeerde antwoord. En 28 procent van de Nederlanders zei niet te weten wanneer de Europese verkiezingen plaatsvinden. De situatie is vergelijkbaar in Duitsland: meer dan 40 procent van de respondenten gaf een fout antwoord of helemaal geen antwoord. Slechts 38 procent van de ondervraagde Duitsers kon de exacte datum noemen. De EU als politiek systeem Op het eerste gezicht lijkt de structuur van de EU op die van de Bondsrepubliek Duitsland, echter zijn er toch een paar verschillen. In tegenstelling tot de Duitse Bondsdag zijn er geen regerings- of oppositiefracties in het EU-parlement. In plaats daarvan bundelen de partijfamilies op korte termijn hun krachten, afhankelijk van hun zorgen en veranderende meerderheden. De EU-Commissie, geleid door Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, heeft initiatiefrecht en controleert of de Europese wetgeving wordt nageleefd. In tegenstelling tot de Duitse regering, die wordt gevormd door een coalitie, weerspiegelt de Commissie niet de meerderheden in het Europees Parlement, maar die van de nationale regeringen. De derde instelling in de groep, is de Raad van de Europese Unie, die de regeringen van de lidstaten vertegenwoordig. Deze bestaat uit één vertegenwoordiger per land. Samen met het Parlement neemt de Raad wetten aan - een soms zeer langdurig proces. De Raad van de EU moet niet worden verward met de Europese Raad. Deze bestaat uit de regeringsleiders van de afzonderlijke lidstaten en stellt de algemene richtlijnen vast. Partijfamilies en huidige zetelverdeling De huidige politieke groeperingen in het Europees Parlement bestaan uit zeven fracties met in totaal 656 leden. Nog eens 49 leden zijn niet-ingeschreven. Anders dan bij nationale verkiezingen zijn de afzonderlijke partijen georganiseerd in internationale partijfamilies. De Europese Volkspartij (Christendemocraten, EPP) is momenteel de grootste fractie met 178 EP-leden. Ze wordt gevolgd door de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D) met 141 leden. Renew Europe heeft momenteel 101 leden, terwijl de Groenen/Europese Vrije Alliantie (Verts/ALE) 72 leden heeft. De Europese Conservatieven en Hervormers (ECR) en de Fractie Identiteit en Democratie (ID) en Links (GUE/NGL) zijn ook vertegenwoordigd in het Parlement. De zetelverdeling na de verkiezingen in juni valt nog te bezien. Samen zullen het nieuwe Europees Parlement en de Europese Commissie belangrijke beslissingen nemen en het kader bepalen voor het economisch beleid van de EU in de komende zittingsperiode. Daarom is het de moeite waard om eens te kijken naar de huidige Eurobarometer van het Europees Parlement, die in de aanloop naar de Europese verkiezingen opiniepeilingen verzamelt over tal van onderwerpen in alle lidstaten. Topkandidaten Bij de Europese verkiezingen kiezen de kiezers niet alleen voor een partij, maar ook voor de belangrijkste kandidaat. De Duitse partijen stellen de volgende kandidaten voor de komende Europese verkiezingen voor: CDU - Ursula von der Leyen CSU - Manfred Weber SPD - Katarina Barley FDP - Marie-Agnes Strack-Zimmermann De Groenen - Terry Reintke AfD - Maximilian Krah Links - Carola Rackete en Martin Schirdewan Alliantie Sahra Wagenknecht - Fabio di Masi en Thomas Geisel Vrije Kiezers - Christine Singer Het Nederlandse partijenlandschap heeft de volgende topkandidaten: GroenLinks en PvdA - Bas Eickhout D66 - Gerben-Jan Gerbrandy NSC - Dirk Gotink CDA - Tom Berendsen PVV - Sebastiaan Stöteler FVD - Ralf Dekker VVD - Malik Azmani Ursula von der Leyen, de huidige voorzitter van de Commissie en de belangrijkste kandidaat van de CDU, is favoriet voor haar huidige functie. Er is echter controverse over het feit dat ze zich niet verkiesbaar stelt als parlementslid. Haar belangrijkste rivaal is Nicolas Schmit, een S&D-politicus uit Luxemburg. De Nederlander Bas Eickhout is ook de Europese hoofdkandidaat. Hij komt op voor de partijfamilie Groenen/Vrije Europese Alliantie. Tekst: Vivien Caesar
“Door de Noordzee gezamenlijk efficiënt te ontwikkelen”, aldus Thomas Boom, hoofd political affairs bij netbeheerder Tennet. Daar valt volgens hem nog veel te behalen. “De windparken sluiten nu nog aan op één punt aan de kust, de zogeheten radiale aansluitingen”. Volgens Boom vormen windparken ingebed in een systeem van hybride interconnectoren de netwerken van de toekomst. “Een windpark heeft in dit systeem meerdere aansluitingspunten waarmee de elektriciteit op verschillende plekken in verschillende landen aan wal getransporteerd kan worden”. Boom legt uit dat ze hierbij vermaasde netwerken gebruiken. Deze netwerken zijn robuuster dan netwerken met minder verbindingen en daardoor minder storingsgevoelig. “Dankzij hybride aansluitingen kunnen het VK en toekomstig ook Denemarken en Noorwegen profiteren van het windpark dat veertig kilometer voor de Nederlandse kust ligt. Want als de wind hard waait, hebben we niet altijd alle stroom zelf meteen nodig”, legt hij uit. “Zo helpen we elkaar met de energievoorzieningszekerheid. Daarnaast kunnen we een deel van de stroom die we niet gebruiken opslaan in batterijen of omzetten in waterstof.” Samenwerking tussen Noordzeelanden De basis voor samenwerking is er al. Tijdens de multilaterale regeringsconferenties in Esbjerg, Denemarken (2022) en Oostende, België (2023) is overzicht gecreëerd van de plannen van de verschillende Noordzeelanden. Zo streven Duitsland, Nederland, België en Denemarken gezamenlijk naar de ontwikkeling van het eerste onderling verbonden systeem van energy clusters in de Noordzee dat halverwege de jaren 2030 klaar zal zijn. Daarnaast wil Duitsland in 2030 ruim 26 GW aan offshore windenergie opwekken. Nederland heeft voor dezelfde periode 21 GW als doel en onderzoekt of het tegen 2050 uitgebreid kan worden naar 72 GW. “We zijn gezegend met de Noordzee”, concludeert Boom. “De eromheen liggende landen willen tegen 2050 gezamenlijk 300 GW aan energie opwekken. Dat zijn ongeveer 300 middelgrote tot grote energiecentrales. Ter vergelijking, de stad Amsterdam had in 2022 ongeveer één GW nodig.” Energievoorzieningszekerheid blijft afhankelijk van energiemix Inmiddels komt vijftig procent van onze energie in Nederland en Duitsland uit duurzame bronnen. Offshore wind draagt daar voor een groot deel aan bij. “Op een gemiddelde dag heeft Nederland vijftien tot twintig GW nodig om iedereen van elektriciteit te voorzien.” Met een stevige wind is dat volgens Boom prima te realiseren met offshore wind. “Maar zoals we weten, waait de wind niet altijd even hard. Daarom hebben we meer windparken nodig, verdeeld over de Noordzee, die tussen de vijftig en zeventig GW leveren”, vertelt hij. “Daarnaast blijven we een energiemix nodig houden. In die mix horen vooralsnog gascentrales en in de toekomst kernenergie, waterstofcentrales en batterijen.” Langetermijnplanning Want de vraag naar stroom is sinds de oorlog in Oekraïne en de daaropvolgende energiecrisis hard gestegen. “We zien dat zowel bedrijven als particulieren steeds meer overgaan op elektriciteit”, vertelt Boom. Hij legt uit dat Tennet daarom een target grid heeft ontwikkeld. “Daarmee willen we op een vroeg moment de discussie voeren over welke ontwikkelingen er gaande zijn en hoe wij daarop het beste kunnen inspelen. Daarmee hopen we sneller te kunnen reageren en verder vooruit te plannen, tot twintig jaar.” Boom legt uit dat het realiseren van een windpark en de aansluiting en integratie in het netwerk op land al snel tien jaar kost. “Dat omvat het ontwerp, vergunning, realisatie en aansluiting. Maar ook de financiering kan veel tijd kosten. Helemaal als we met andere landen samenwerken. Want dan voer je ook nog de discussie over wie wat betaalt en waar de inkomsten heengaan.” Milieu, visserij en ondersteuning van de EU De Noordzee is echter meer dan alleen windenergie. Bij het bouwen van de offshore windparken en de aansluitingen willen de landen de beschikbare ruimte op zee dan ook zo efficiënt mogelijk benutten. Daarbij hebben ze als doel om het maximale rendement behalen met bescherming van ecosystemen en economische activiteiten zoals visserij. Daarom onderzoeken de landen ook de mogelijkheden van samenwerking op gebied van milieu en veiligheid op zee. Al met al is er volgens Boom een parallel te trekken met het begin van de EU. “Toen hadden we het over kolen en staal als basis voor de Europese economie. Nu is wind de motor van de toekomstige economie”. Daarom is het volgens hem belangrijk dat de EU de samenwerkingsprojecten financieel ondersteunt. “De Noordzee is namelijk hét toekomstproject van de Europese Unie.” Offshore Summit Berlijn Dat de Duitse buitenlandse handelskamers uit Nederland, Noorwegen en Denemarken een North Sea Offshore Summit in Berlijn organiseren is volgens Boom dan ook een goede zaak. “Het begint met samenkomen en het gesprek met elkaar aangaan.” Hij legt uit dat we duidelijkheid moeten krijgen over waar we met z’n allen heen willen en welke oplossingen daarbij horen. “Kennisuitwisseling is key to succes.” De summit heeft als doel om de belangrijkste groene transitievraagstukken rond de Noordzee verder uit te diepen. Daarbij worden ook de verklaringen van Oostende en Esbjerg verder onder de aandacht gebracht. Daarnaast wordt de dialoog tussen de politiek en industrie verder gestimuleerd om noodzakelijke kaders en vervolgstappen verder in kaart te brengen. De video, foto's en een verslag van de North Sea Offshore Summit vindt u hier.
Blankestijn staat sinds september vorig jaar aan het roer van NLinBusiness.com. Deze organisatie is een initiatief van werkgeversorganisatie VNO-NCW en ondersteunt vanuit de Malietoren in Den Haag ondernemers bij het zakendoen in het buitenland. Dankzij hun enorme netwerk wereldwijd (waaronder ook de Duits-Nederlandse Handelskamer valt), kunnen ze ondernemers snel koppelen aan de juiste contactpersoon in het gewenste land. En de bedoeling is dat dat steeds vaker digitaal gaat. Meer inzicht en een betere voorbereiding “Digitalisatie was één van de redenen dat ze mij erbij hebben gevraagd”, legt de nieuwe directeur uit. “Ik heb technische bedrijfskunde gestudeerd en vervolgens bij diverse grote bedrijven de digitaliseringsslag gemaakt. Zo startte ik bij PostNL met e-commerce en heb ik bij Aegon online sales op het gebied van bank en pensioenproducten opgezet. Het mooie aan digitalisering is dat je complexe zaken transparant kunt maken en IT kunt inzetten om een product beter of makkelijker te maken.” Dat hoopt ze bij NLinBusiness ook te doen. “Want ook voor bedrijven is vaak veel onduidelijk als ze de eerste stappen over de grens willen zetten. We zien dat ondernemers het vaak gewoon proberen, maar uiteindelijk toch tegen onverwachte obstakels aanlopen.” Ze legt uit dat het daarbij vaak om cultuurverschillen gaat. “Wat in Nederland vanzelfsprekend is, kan in het buitenland heel anders zijn en daarvoor hoef je niet eens ver weg te gaan.” Volgens Blankestijn begint het al met de juiste aanspreekvorm. “Zo had een ondernemer een vrij joviale e-mail aan een mogelijke buitenlandse handelspartner gestuurd en kreeg een heel formeel antwoord terug. Dan is de start meteen al niet goed.” Als ander voorbeeld noemt ze een Nederlands bedrijf dat borrelplankjes aanbiedt. “Daarmee wilden ze naar België, maar in België hebben ze geen idee wat een borrelplank is.” Naast deze cultuurverschillen zijn het ook de heel praktische en tastbare verschillen op bijvoorbeeld het gebied van wet- en regelgeving die inzichtelijk gemaakt moeten worden voor Nederlandse ondernemers. Digitale marktplaats voor ondernemers Om voor die inzichtelijkheid te zorgen, zet NlinBusiness nu versterkt in op digitale tools, waaronder hun digitale marktplaats. Deze vergemakkelijkt het internationaliseringsproces voor bedrijven en zorgt voor transparantie. Blankestijn legt uit dat ze bezig zijn de marktplaats uit te breiden met een online matchmaking tool. “In de tool kies je het land waarin je interesse hebt, selecteer je in welke sector je actief bent en welke dienst je nodig hebt. Vervolgens krijg je verschillende opties van geschikte organisaties of personen die je kunt contacteren.” Zo kunnen ondernemers valkuilen vermijden en worden ze meteen aan de juiste contactpersonen in een bepaald land gekoppeld. NLinBusiness focust zich met deze tool vooralsnog op Frankrijk en Duitsland. “Dit zijn onze grootste handelspartners en daarom goede landen om de tool mee uit te testen”, legt Blankestijn uit. Want het aantal partnerlanden van NLinBusiness is groot: “We bedienen 43 landen. Dat zijn de landen waar vanuit het bedrijfsleven de meeste interesse naar uitgaat en dat zijn dan ook de landen waar we hubs en andere contacten hebben.” En gaat nu alles digitaal? “Natuurlijk houden we ook gewoon onze international business days en voeren we traditionele telefoongesprekken”, aldus Blankestijn. “Maar door focus te leggen op digitalisering, verwachten we meer ondernemers nog beter te kunnen helpen. Daarnaast geeft het ons inzicht in waar ondernemers naar op zoek zijn, bijvoorbeeld door hun klikgedrag. Zo kunnen we de marktplaats en de tool constant optimaliseren en de ondernemer sneller naar internationaal succes leiden.”
Jarenlang werd het gesprek tussen havens gedomineerd door de vraag wie de grootste is. Als ik tegenwoordig met de CEO’s van de havenbedrijven in Noordwest Europa om tafel zit, praten we niet meer over tonnen overslag, maar over hoe we samen een duurzame toekomst voor de industrie in Europa kunnen veiligstellen. Geopolitieke spanningen en een verhoogde druk op de industrie vragen om een slim gebruik van Europese havens om onze strategische autonomie veilig te stellen. De Rotterdamse haven heeft een groot industrieel complex en is een belangrijk knooppunt voor containers, energie en grondstoffen. Hier komen, net als in veel andere Europese havens, grote uitdagingen samen; het verduurzamen van het internationaal transport, betrouwbare logistieke ketens voor bedrijven en consumenten en het versnellen van de verduurzaming van de industrie, zonder verlies van concurrentiepositie. Havens kunnen en willen daarom een belangrijke rol spelen in het toekomstbestendig maken van Europa. Neem bijvoorbeeld de maakindustrie in de driehoek tussen de Vlaams-Nederlandse havens en het Duitse Ruhrgebied, die goed is voor een groot deel van Europese productie. Bedrijven in chemie en staalindustrie zijn in de havens gevestigd vanwege de aanvoer van, nu nog grotendeels fossiele, grondstoffen en energie. Dit zijn grote uitstoters met een grote verantwoordelijkheid om hun CO2-uitstoot snel te verminderen. Het zijn óók de bedrijven die het mogelijk maken dat we in Europa elektronica en medicijnen maar ook windmolens, isolatiemateriaal en zonnecellen kunnen maken. De veelal internationale hoofdkantoren aarzelen nu of zij nog toekomst in Europa zien. Dat is zorgelijk; juist de industrie kan het verschil maken in het verduurzamen van onze samenleving. Het havenbedrijf Rotterdam wil samen met de havens van Antwerpen-Brugge, Duisburg en North Sea Port het voortouw nemen om het investeringsklimaat voor de industrie in Europa te verbeteren, zodat bedrijven hier willen investeren in verduurzaming. Als beheerder van industriële clusters passen we gezamenlijk onze infrastructuur aan op de grondstoffen en energie van morgen, zoals waterstof, zodat ook een duurzame industrie op dezelfde manier efficiënt kan blijven samenwerken. De havenbedrijven zien dat veel industriële bedrijven graag willen investeren in verduurzaming van hun productie, maar nog geen definitieve investeringsbeslissing hebben genomen. Voor hen is het cruciaal dat het Europese investeringsklimaat voldoende zekerheden en perspectief biedt voor de toekomst. Het Europese emissiehandelssysteem (ETS) stimuleert de industrie om te verduurzamen en het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) versterkt een gelijk speelveld wereldwijd. Een brede, stimulerende Europese industriepolitiek is een noodzakelijke aanvulling om bedrijvigheid te behouden, zeker als Europa haar afhankelijkheden van andere landen wil beperken en koploper wil blijven in innovatieve, duurzame maakindustrie. Ruimte in havens is al schaars, en duurzamere, bijvoorbeeld circulaire, productie vraagt om veel meer ruimte en soms tijdelijk om extra milieubelasting. We moeten daarom samen onderzoeken welke activiteiten we in Europa echt nodig hebben. Waar is die ruimte beschikbaar; fysiek en in regelgeving? Hoe zien onze havens en industrie er in 2050 uit, als deze klimaatneutraal zijn geworden? Een gezamenlijk antwoord geven op die vragen lukt alleen als ook de overheden met een internationale blik naar de industrie kijken en Europa ook op dit vlak écht samengroeit. Als de Europese regeringen dat niet doen, blijven investeringen in verduurzaming in Europa uit en verplaatst de industrie zich naar buiten Europa. Dat betekent meer import van buiten de EU met negatieve gevolgen voor het klimaat, onze strategische autonomie en welvaart. Ik hoop dat de industrie de kans krijgt om in Europa de benodigde transitie door te maken. Laten we gezonde concurrentie behouden en onze samenwerking aan de energietransitie versterken. Boudewijn Siemons, CEO, Port of Rotterdam Authority
Sommige verklaringen moeten op papier met handtekening worden afgelegd, bijvoorbeeld het aanzeggen van ontslag (§ 623 Bürgerliches Gesetzbuch) of het aanvragen van ouderschapsverlof (§ 16 Bundeselterngeld- und Elternzeitgesetz). Als daaraan niet wordt voldaan, dan is de desbetreffende verklaring nietig. Een per e-mail aangezegd ontslag heeft naar Duits recht dus geen effect. Niet alle Duitse verklaringen hoeven schriftelijk Dat betekent echter niet dat alle verklaringen schriftelijk moeten worden afgelegd. Een niet zelden voorkomend misverstand is bijvoorbeeld dat een arbeidsovereenkomst naar Duits recht schriftelijk moet worden aangegaan. Ook naar Duits recht kan een arbeidsovereenkomst namelijk gewoon mondeling worden gesloten. Er zijn in feite maar weinig afspraken in een arbeidsovereenkomst, waarvan de Duitse wetgever heeft bepaald dat ze schriftelijk moeten worden vastgelegd. Arbeidsvoorwaarden op papier Het feit dat een arbeidsovereenkomst naar Duits recht over het algemeen niet aan een bijzondere vorm is gebonden, laat onverlet dat werkgevers wel verplicht zijn om bepaalde informatie over arbeidsvoorwaarden schriftelijk te verstrekken. Dit is naar Nederlands recht ook niet anders (artikel 7:655 BW). Deze verplichting berust op een Europese richtlijn (2019/1152). Die richtlijn dient te waarborgen dat werknemers op de hoogte zijn van de belangrijkste voorwaarden die hun arbeidsovereenkomst betreffen. Anders dan de Nederlandse wetgever staat de Duitse wetgever het expliciet toe dat deze informatie volledig in de tekst van de arbeidsovereenkomst wordt opgenomen (§ 2 Nachweisgesetz). Anders dan de overige wetgevers van de lidstaten van de Europese Unie heeft de Duitse wetgever echter vastgelegd dat deze informatie echt op papier moet worden verstrekt. De elektronische vorm volstaat in dit geval niet. Mogelijk versoepeling in strenge papiervormen Voor de praktijk is dat niet handig. De Duitse regering heeft daarom op 21 maart 2024 voorgesteld dat dit strenge vormvereiste komt te vervallen. Als dit voorstel wet wordt, kunnen werkgevers hun werknemers dan ook naar Duits recht via de elektronische vorm informeren over arbeidsvoorwaarden. De strenge papiervorm blijft echter vereist voor bepaalde afspraken, zoals een beëindigingsovereenkomst (§ 623 Bürgerliches Gesetzbuch). Het aanzeggen van ontslag moet eveneens nog steeds op papier gebeuren. Het zou voor de praktijk makkelijker zijn, als de Duitse wetgever ook in deze gevallen de elektronische vorm zou toestaan. Dat daardoor rechten van werkgevers of werknemers zouden worden geschaad, is eerder onwaarschijnlijk. Tekst: Ulrike Tudyka Bron: Bundesrechtsanwaltskammer (26 maart 2024). Regierung einigt sich: Arbeitsverträge künftig per E-Mail möglich